vaandels.jpg

Met de uitbraak van de Koude Oorlog werd het ook noodzakelijk in Nederland nieuwe en grotere kazernes te bouwen. In het kader van de vele bezoeken die we als vereniging Mars et Historia de afgelopen jaren hebben gebracht aan historische collecties van militaire eenheden, die nu juist een onderkomen hebben op kazernes, is het wellicht best eens interessant om te kijken naar deze kazernes van na 1945. Want voordat je het zomaar voor normaal acht, loop je werkelijk ook hier door de architectuur van de Nederlandse militaire geschiedenis. Over die kazernes schreef mevr. Sörensen recent haar studie Uit de grond gestampt.

In haar inleiding schrijft ze: "In deze scriptie is onderzoek gedaan naar het besluitvormingsproces dat leidde tot de kazernebouw op de Veluwe in 1951. De vier hoofdstukken zijn ingedeeld volgens vier stappen van een besluitvormingsproces. In het eerste hoofdstuk is uiteengezet welke politieke en militaire ontwikkelingen de aanleiding gaven tot de bouw van kazernes in Nederland. De spanningen met het communistische Oosten en de Koreaanse oorlog die vlak daarna uitbrak waren de belangrijkste redenen voor de NAVO-lidstaten, waaronder Nederland, de militaire opbouw te versnellen. Het werd door de Nederlandse regering noodzakelijk geacht troepen te gaan legeren in de vorm van vijf divisies, waarvan één paraat, alleen was er niet genoeg legeringsruimte in Nederland. In hoofdstuk twee is aan de hand van parlementaire documenten onderzocht welke personen de doorslag gaven voor de uitvoering van de kazernebouw op de Veluwe. De kazernes, ieder bestemd voor 3000 militairen, moesten gebouwd worden nabij bestaande oefenterreinen. In het derde hoofdstuk is onderzocht wie de kazernebouw uitvoerden. [...]"

Het enige slagveld van de napoleontische oorlogen op het zuidelijk halfrond bevindt zich in Zuid-Afrika net buiten Kaapstad. Om meer inzicht te krijgen over de precieze locatie en omvang van het slagveld bij de Blaauwberg verrichtte dhr. Hutten uitgebreid archeologisch onderzoek, waarbij ook gebruik werd gemaakt in zijn recente studie van ooggetuigen verslagen en diverse originele kaarten van destijds. Vondsten van uniformknopen, musketkogels en fragmenten van kanonskogels geven een gedetailleerder inzicht over het verloop van de veldslag.

 

In 2019 schreef dhr. Hutten zijn dissertatie (University of South Africa), getiteld The 1806 Battle of Blaauwberg: an archaeological perspective.

Rob Wolters

Tot voor kort ging men er van uit dat de kwartiermutsen die in Teupken beschreven worden in grote lijnen tijdens de hele periode van 1815 tot 1841 zijn gedragen. In eerdere artikelen heb ik aangetoond dat de eerste kwartiermutsen van 1814 van een heel ander model waren.  Met het laatste artikel in die serie heb ik laten zien dat het model van Teupken pas eind 1821 is vastgesteld. Het model van 1815 week daar enigszins van af. Ik heb de kwartiermuts model 1815 gereconstrueerd, uitgaande van het model van 1821.1 Deze kwartiermuts was maar beperkt in gebruik tijdens de veldtocht van 1815. Was het model van Teupken tijdens de Tiendaagse veldtocht dan wel algemeen in gebruik? In ieder geval blijkt uit het vervolg van Teupken dat de veldartillerie in 1825 een stalmuts met lederen sjakoklep en stormband krijgt.2 

Vrijwillige jagers van Cleerens

(© Nationaal Militair Museum, Soesterberg) 

Bij Koninklijk Besluit van 27 september 1829 werd voor de nieuw opgerichte afdeling grenadiers en bataljons jagers en voor de infanterie een nieuw uniform voorgeschreven.3 Artikel 7 daarvan luidt als volgt: "De policie mutsen der officieren, zullen voortaan van een gelijk model zijn, en wel van den form als de kwartiermuts, tegenwoordig bij de troepen te voet in gebruik, met uitmonstering van de kleur der kragen hunner uniform, en voorzien van een lederen klep." 4 De bijgevoegde beschrijving van de uniformen der grenadiers, jagers en infanterie vermelde voor de grenadiers: "blaauwe kwartiermuts in form gelijk aan die, tegenwoordig bij de infanterie in gebruik, doch met poceau roode uitmonstering"5 en bij de jagers: "donkergroene kwartiermuts van den form der thans in gebruik zijnde, met gele uitmonstering". De zaak lijkt dan duidelijk te zijn: géén verschil!

Op welke wijze wist het Staatse leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden tijdens haar bestaan zorg te dragen voor de gewonde militairen? Dat alles staat nog altijd in de onvolprezen studie Over de geneeskundige verzorging in het Staatse leger uit 1976. 

In deze studie gaat de historicus Kerkhoff diep in de materie, en behandelt onder andere ze verzorging op het slagveld in veldhospitalen, of in aangewezen burgerhuizen en later hospitalen achter de linies, de onkosten die er mee gemoeid waren, de aangestelde chirurgijns en het overige personeel, het transport van de gewonden, de financiële kosten, en nog veel meer.

Voor al die vrijwilligers die midden 19e eeuw uit allerlei dorpjes en steden vetrokken om de Paus te steunen in de strijd tegen de Italiaanse eenwording, moet het een hele gewaarwording zijn geweest naar het buitenland te gaan. Hoe moesten ze de bevelen in het Italiaans verstaan, hoe gingen ze om met de bevolking, hoe integreerden ze in vreemde krijgsdienst?

Over dit bijzondere onderwerp schreef dhr. Bierenbroodspot de studie CAPITO? VERSTAAT U MIJ?

 

In 2019 schreef dhr. L.P. Bierenbroodspot zijn scriptie (Universiteit van Amsterdam), getiteld Capito? Verstaat u mij?: de communicatie en interactie van de Nederlandse zoeaaf in de periode van 1866 tot 1870 in het transnationale leger van de Kerkelijke Staat.