tank.jpg

Waarom waren er in 1830 plots zoveel jongemannen uit diverse geledingen van de Nederlandse samenleving, die zich en masse aanmelden om hun voormalige landgenoten in de zuidelijke provincies eens een lesje te leren? Wie waren zij, welke achtergronden hadden deze vrijwilligers en vooral: wat waren hun ervaringen in die korte oorlog tegen het jonge België?

Naast een ruime achtergrondstudie komen de persoonlijke herinneringen en memoires van diverse schutters hier aan bod in de volgende master thesis van dhr. M. van Dijck (Erasmus Universiteit, Rotterdam) uit 2014:

Schutterijen uit Zuid-Holland en de Belgische Opstand.

Door de ervaringen gedurende de Eerste Wereldoorlog stond het wapen der cavalerie onder grote druk zich aan te passen aan de nieuwe tijd en de moderne technieken. Niet langer kon er te paard vrijelijk over de slagvelden gemanoeuvreerd en gechargeerd worden op de tegenstander, die als infanterie al sinds de ervaringen uit de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) en de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) beter bewapend was met geweren om zich succesvol te verdedigen. De Eerste Wereldoorlog deed het paard van de cavalerie de das om.

Ook voor het bescheiden Nederlandse cavaleriewapen, bestaande uit slechts enkele regimenten, moesten er al gedurende de Eerste Wereldoorlog en de jaren erna, lessen getrokken worden over hoe dit wapen zich opnieuw vorm moest geven. Tanks werden in Nederland niet als een optie gezien binnen het kader van de operationele verdedigingsplannen, die nog sterk afhankelijk waren tot aan mei 1940 van verdedigingslinies en inundaties van het terrein. Niettemin werd er een bescheiden begin gemaakt de cavalerie om te vormen, met de toevoeging van eenheden uitgerust met pantserwagens, regimenten motorrijders en wielfietsers. Opnieuw bieden we hier een uitgebreide studie aan over een onderwerp.... (lees verder).

Er is reeds veel geschreven over het functioneren van de Sectie Militaire Inlichtingendienst van de Generale Staf en of deze dienst met haar buitenlandse inlichtingentak (GS IIIA) gedurende de periode van september 1939 tot aan mei 1940, de Nederlandse regering en de militaire top wel afdoende heeft gewaarschuwd voor de dreiging van een Duitse inval. Een inval die op 10 mei 1940 toch nog tot een zekere mate van verrassing leidde.

Was de GS IIIA verantwoordelijk voor die verrassing? Wat was de rol van Majoor Sas? Voldeed het inlichtingenwerk wel degelijk en werd het belang ervan niet op waarde geschat door de regering en het militaire opperbevel? Vragen die enkele jaren terug allemaal opnieuw onderzocht zijn en de moeite waard zijn om opnieuw kennis van te nemen.

Majoor Sas

In 2010 publiceerde dhr. Michiel van Schooten zijn master thesis (Universiteit van Utrecht) getiteld:

'Van de grens komen zeer verontrustende berichten binnen. Weest dus zeer op uw hoede.'

 

De Tweede Boerenoorlog (1899-1902) zorgde er voor dat vanuit diverse Europese landen en legers een belangstelling ontstond voor het verloop en de wijze waarop de Boeren strijdkrachten van de Oranje-Vrijstaat en de Transvaal (Zuid-Afrikaanse Republiek / ZAR), zich staande wisten te houden tegenover de Britse imperialistische grootmacht. Zodoende werden er militaire waarnemers naar Zuid-Afrika gestuurd, waaronder ook enkele officieren van de Nederlandse krijgsmacht.

Deze Nederlandse officieren waren al gauw zeer enthousiast over de vorm en wijze waarmee de Boeren zich te weer stelden, en maakten diverse aanbevelingen voor de Nederlandse strijdkrachten. Interessant is dat zij de strijd in Zuid-Afrika voornamelijk door een Nederlandse bril werd bekeken, en zich in het bijzonder richtte op een volksleger-krijgsmacht hier in Nederland zoals deze ook destijds was georganiseerd in Zwitserland. Wat de officieren compleet ontging en juist de sterkte van de Boeren was, was de organisatie te velde in de Boerencommando's!

Niettemin is het interessant om in onderstaande twee studies te bekijken hoe deze 2e Boerenoorlog werd bekeken als nieuw studiemateriaal voor een Nederlands leger in het Europese militaire krachtenveld.

Eind jaren dertig van de vorige eeuw begon de Nederlandse politiek zich te realiseren dat een nieuwe oorlog in Europa wel eens werkelijkheid kon worden. Om die reden begon vanaf 1936 een herbewapeningspolitiek en werd getracht op allerlei vlakken het leger en de luchtmacht tijdig te moderniseren. Vele bestellingen voor wapens en vliegtuigen volgden, waaronder in het buitenland. Desondanks was in mei 1940 nog een groot deel hiervan niet geleverd.

Eén van de wapens die sterk achterbleven was dat van de luchtdoelartillerie. En nu is het bijzondere dat de Nederlandse groot-industriëlen zich daar ook terdege van bewust waren in de jaren 1938 en 1939, en hun fabriekscomplexen slachtoffer konden worden van het moderne luchtwapen en bombardementen, zoals dit in dezelfde periode werd aangetoond tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Er ontstond nu een privé initiatief om alsnog een inhaalrace te maken voor het aanschaffen van moderne luchtdoelartillerie, ondersteund vanuit de regering.