f16.jpg

Waar twee partijen kijven is er ook een duidelijke beeldvorming en weergave voor elke partij. Zo ook voor de militaire strijd die zich afspeelde tijdens de zogenoemde Belgische Opstand, wat op zich al een begripskeuze is vanuit het Nederlandse perspectief.

De Nederlandse bereden artillerie in gevecht te Brussel in september 1830 (schilderij van J. Hoynck van Papendrecht, met dank aan Jacques Bartels)

In de schilderkunst is deze strijd van de Belgen voor onafhankelijkheid dan ook vaak geheel anders weergegeven, dan in die van de Nederlandse kunstenaars. De laatsten leggen vooral in allerlei kunststukken de heroïek vast van de strijdkrachten voor wat uiteindelijk (en juist daarom) een verloren zaak was. De Belgische kunstenaars benadrukken naast de heroïek juist en vooral ook de tragiek en de slachtoffers die vielen voor hun onafhankelijkheid.

Hoe je het ook wilt benaderen, de Belgische kunstweergave is te consulteren via de volgende weblink: Kunst van de Belgische Opstand. De vele voorbeelden zijn in de pdf-tekst vanaf pagina 120 te vinden.

Eenzelfde beeld van de strijd in Brussel vanuit het Belgische perspectief 

Vanuit het militaire aspect mag de strijd van de Belgen voor onafhankelijkheid in 1830 en de opvolgende jaren wellicht nog interessant zijn voor ons Nederlanders die geïnteresseerd zijn in krijgsgeschiedenis, maar over het algemeen is om eigenlijk onverklaarbare redenen dit moment in onze nationale geschiedenis nog nauwelijks een voetnoot waard.

Militairen in een kampement tijdens de Tiendaagse veldtocht (tekening door Gijsbertus Craeyvanger, gedateerd 1831; museum Boymans van Beuningen te Rotterdam)

De historicus Jelmer Rotteveel besteedde hier aandacht aan en schreef onder andere: 

Tussen september 1830 en mei 1839 werd de huidige territoriale omvang van Nederland vastgesteld. Bovendien ontstond uit de afscheiding een nieuwe, onafhankelijke staat: België. Het is opmerkelijk dat een dergelijke ingrijpende gebeurtenis, een cesuur – of, behoudender, een craquelé – in de Nederlandse geschiedenis, geen prominente plaats in het Nederlands collectief geheugen heeft kunnen verwerven. Zelfs de canon van Nederland bevat geen aparte vermelding. Slechts in een korte biografische tekst over Willem I komt de afscheiding kort ter sprake. In 2005 werden in België de gebeurtenissen van honderdvijfenzeventig jaar daarvoor nog door een kleine schare Nederlandse en Belgische historici herdacht. In Nederland lijkt echter in 1981 reeds het doek voor de herdenkingen te zijn gevallen. Toen werd er weinig ruchtbaarheid aan de 150ste verjaardag van de Belgische afscheiding gegeven. De herdenking omhelsde niets meer dan een beperkt aantal publicaties en kleine tentoonstellingen.  

Hoe is dit gebrek aan belangstelling te verklaren? Om de oorsprong daarvan te traceren zal in dit stuk verder in de tijd worden teruggegaan. Peter Rietbergen heeft opgemerkt dat de herinnering aan 1830-32 al vrij snel verloren ging. In elk geval zou de herdenking ervan het fin de siècle nauwelijks hebben overleeft. 

In 2011 schreef dhr. Rotteveel zijn master thesis (Political Culture and National Identities, Universiteit Leiden) over dit onderwerp, en getiteld: De mythe van de ‘Volksgeest’, de herdenkingscultuur rond ‘1831’: de Belgische Afscheiding herdacht (1832-1932)

 

Rob Wolters

Bij de laatste re-enactment evenementen gebruikten de uitbeelders van het Belgische 7e Bataljon Infanterie van Linie niet langer watertonnetjes, maar blikken flessen. Wederom is dit gebaseerd op mijn onderzoek naar de uniformering en uitrusting van het Nederlandse leger in de periode 1814-1815. Naar verluid bestaat het idee dat mijn conclusie is dat de Nederlanders en Belgen bij Waterloo geen Engelse watertonnetjes gebruikt hebben. Dat is zeker onjuist. Het lijkt mij dus verstandig om een en ander nader toe te lichten.

Net als broodzakken, eetketels en dergelijke behoorden de watertonnetjes of veldflessen bij de kampementseffecten. Zij werden alleen uitgereikt aan troepen die te velde trokken en na afloop van de veldtocht weer ingenomen. Ook het mobiele leger van 1815 werd ermee uitgerust. Op 1 mei van dat jaar rapporteert de Inspecteur der Administratie van de mobiele armee, Reuther, dat: "Alle Veld-Equipage aan de Armée is uitgegeven, dezelve bestaat in blikke Water Vlasschen of tonnetjes [….]".1 Met andere woorden: beide waren in gebruik! In het archief bevinden zich diverse bronnen waaruit we de verstrekking van deze artikelen aan de veldeenheden nauwkeurig kunnen reconstrueren. Ten eerste zijn van het Kleding Magazijn in Brussel twee complete sets processen-verbaal van ontvangsten en leveringen bewaard gebleven.2 Van de uitgiften van het magazijn van het mobiele leger bevindt zich een overzichtsstaat bij een verantwoording van de Inspecteur der Administratie van het mobiele leger Reuther.3 Ten tweede rapporteerden alle korpsen begin 1816 op verzoek van de Intendant-Generaal van de Administratie van Oorlog Piepers over wat zij aan kampementseffecten ontvangen en verloren hadden en over de staat van wat resteerde.4 

 

Ronde houten veldfles met leren schouderband voor een tamboer Nationale Militie, Infanterie bij Waterloo (© Nationaal Militair Museum, Soesterberg)

Begin december vorig jaar bood de nieuwe Senegalese ambassadeur zijn geloofsbrieven aan bij koning Willem Alexander op paleis Noordeinde te Den Haag.

De ceremonie werd luister bijgezet door de kapel en een erewacht van de Koninklijke Luchtmacht.

Kapel en erewacht Klu arriveren bij paleis Noordeinde

De fotoreportage hieronder is afkomstig van ons lid Wim den Dunnen (© voor alle foto's)

Op 12 december j.l. werden de stoffelijke resten van korporaal Arnold van Koot herbegraven op het Militair Ereveld Grebbeberg in Rhenen. Van Koot werd met militaire eer naar zijn laatste rustplaats gedragen door een detachement van de Eagle Compagnie van 42 Pantserinfanteriebataljon Limburgse Jagers.

Ons bestuurslid Louis Sloos was aanwezig bij deze gelegenheid, die met militair ceremonieel werd uitgevoerd.

Onderstaande foto's zijn beschikbaar gesteld door Louis Sloos.