Halverwege de 18e eeuw is de maritieme macht van de Nederlandse republiek geen schim meer van wat het honderd jaar ervoor was in de Gouden Eeuw, met zeehelden als De Ruyter, Tromp, en een offensieve kracht om overal op de zeeën slagen in het voordeel te beslissen. Uiteraard was men daar midden in de 18e eeuw niet tevreden mee, zoals een plan voor wederopbouw toont van admiraal Schrijver. Deze wilde de vloot weer laten meedoen als wereldmacht, en positieve technische voorbeelden uit Engeland en Frankrijk gebruiken hiertoe. Landen die halverwege de 18e eeuw nog wel tot de maritieme wereldmachten behoorden. Hierover schrijft de historicus dhr. Gijs Rommelse in ons 4e nummer van het kwartaalblad Mars et Historia, in zijn artikel Vlootherstel en Nederlanderschap in de achttiende eeuw.
Scheepsmodel van de William Rex, voorbeeld van een Nederlands groot oorlogsschip met 74 kanonnen eind 17e eeuw, gemaakt in 1698 (© Rijkmuseum, Amsterdam)
Maar wanneer was dan de achteruitgang ingezet van de Nederlandse vloot als wereldmacht? En hoe dan, en waarom? Dat proces blijkt al in gang gezet te zijn gedurende de Spaanse Successieoorlog (1701-1713), en wordt behandeld in de studie van dhr. Le Comte. In diens samenvatting schrijft hij: "De Republiek was in de 17e eeuw een leidende zeemogendheid in Europa. Maar na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) telde ze in maritiem opzicht niet meer mee. Hoe heeft deze omslag kunnen plaatsvinden? In de scriptie wordt een onderzoek gepresenteerd naar de neergang van de Nederlandse marine in het tijdvak 1688-1713. Er is kwantitatief onderzoek verricht naar de omvang van de vloot, de investeringen en de verliezen."
"Er is eveneens kwalitatief onderzoek gedaan naar de beweegredenen en observaties van belangrijke personen rond de Nederlandse marine in dit tijdvak, zoals stadhouder-koning Willem III, Anthonie Heinsius en Job de Wildt. Uit de geraadpleegde archiefstukken, zoals resoluties en brieven, komt naar voren dat de Republiek in de eerste fase nog wel in staat bleek een vloot te onderhouden, maar dat na 1704 de prioriteit bij de landoorlog kwam te liggen, waaraan enorme sommen geld werden besteedt. Dit ging ten koste van de vloot, die in het verloop van de oorlog niet meer op sterkte kon worden gehouden. De politiek bewindvoerders, Anthonie Heinsius en de provinciale staten, zijn hiervoor verantwoordelijk."
In 2012 publiceerde dhr. M.G. le Comte zijn bachelor thesis (Universiteit van Utrecht), getiteld Verval van de Republiek als zeemogendheid tijdens de Spaanse Successieoorlog 1702-1713.