Al vrij vroeg tijdens de diverse campagnes die tezamen bekend staan als de Atjeh oorlog, pasten de Nederlandse strijdkrachten een almaar groeiende vorm van geweld toe om controle te krijgen over het sultanaat van Atjeh, gelegen op het noordelijke Sumatra. Hierbij werd de burgerbevolking niet ontzien. De toepassing van diverse methodes resulteerde zelfs binnen het Nederlandse offcierskorps tot felle discussies, die aan de orde komen in de studie van dhr. Prieckaerts getiteld Excessief geweld tijdens de Atjeh-oorlog.
In zijn inleiding schrijft Prieckaerts: "Het is spijtig dat er niet meer aandacht is voor deze oorlog, want de Atjeh-oorlog is niet alleen een van de langdurigste oorlogen geweest in de Nederlandse militaire geschiedenis, maar ook een oorlog die omgeven is door controverses. De bekendste controverse is wel die onder historici, met name uit het laatste deel van de twintigste eeuw, over de tactieken en methodes uit de laatste periode van de Atjeh-oorlog. Generaal J.B. van Heutsz is in deze controverse meestal de centrale figuur. Hij voerde de contraguerrilla in om de Atjeeërs te bestrijden, waardoor de strijd escaleerde, maar ook uiteindelijk de oorlog beëindigd werd. Onder zijn opperbevel werden meerdere kampongs uitgemoord."
In zijn inleiding wordt nog het volgende gesteld ter onderzoek: "Daarnaast bestond al in de beginjaren van de Atjeh-oorlog een felle controverse tussen betrokken hoofdofficieren en anderen over de gevoerde strategie tijdens en na de tweede veldtocht. In deze controverse stonden voorstanders van een harde aanpak tegenover officieren die naast de gewapende strijd ruimte zagen voor onderhandelingen om tot het gewenste resultaat te komen. Deze controverse werd uitgevochten door het publiceren van boeken en brochures en in de Nederlands-Indische pers en werd daarom de ‘papieren oorlog’ genoemd."
In 2016 publiceerde dhr. L.T. Prieckaerts zijn bacherlor thesis (Universiteit van Utrecht) getiteld: Excessief geweld tijdens de Atjeh-oorlog: 1874-1878: Het begin van de geweldsescalatie.