Na de Tweede Politionele Actie (eind 1948 - begin 1949) leek het er op dat de Nederlandse strijdkrachten het Indonesische TNI-leger hadden vastgezet na enkele overwinningen op Java en Sumatra. Niettemin nam daarna juist de TNI opnieuw het offensief, vaak in kleine guerrilla-oorlog aanvallen. Nederlandse troepen moesten steeds vaker op hun patrouilles overgaan tot een contraguerrilla, of zoals het tegenwoordig bekend staat counter insurgency operaties op pelotonsniveau. De reguliere Nederlandse strijdkrachten vochten echter met achterhaalde voorschriften hiertoe, en het potentieel van het Korps Speciale Troepen werd verkwanseld. In 1949 kwamen de Nederlandse strijdkrachten steeds meer in het nauw, zoals dhr. Bedenek beschrijft in zijn recente studie Uit Westerlings schaduw.
In zijn presentatie beschrijft dhr. Bedenek het volgende: "Deze masterscriptie richt zich op het Nederlandse militair tactisch niveau tijdens de pacificatiefase in de dekolonisatieoorlog van Nederlands-Indië. Tijdens de Tweede Politionele Actie was de Nederlandse krijgsmacht er niet in geslaagd de Republikeinse strijdkrachten uit te schakelen. Hoe het offensief voortgezet diende te worden in de pacificatiefase was door de Nederlandse legerleiding slechts in algemene termen beschreven. Hoewel de Nederlandse legerleiding optimistisch bleef over de pacificatie, die primair een politieke zaak was, liepen Nederlandse militaire verliezen in deze periode verder op. De verslechterende omstandigheden leidden ertoe dat de militaire context in complexiteit toenam en de tactische onmacht van de Nederlandse krijgsmacht pijnlijk zichtbaar werd. In de huidige dekolonisatieliteratuur is er behoefte aan nader onderzoek naar de militaire context van de pacificatiefase, hoe ontwikkelde het Nederlandse tactische niveau zich tijdens de pacificatiefase? Door het ontbreken van duidelijke militaire instructies op militair-strategisch niveau nam het belang van het tactisch niveau toe, wat de pacificatiefase tot een ‘platoon commanders war’ maakte. [...]"
"Modern opgezette operaties leidden in de praktijk niet of nauwelijks tot succes. De beperkte voorbereidingstijd, het gebrek aan uitrusting, het ontbreken van goed militair leiderschap en de mentale- en fysieke- uitputting leidden tot een afname van de Nederlandse gevechtskracht en een toename van buitenproportioneel geweld. Moderne militaire concepten en de inzet van speciale troepen om het tij op tactisch niveau te keren leidden in de praktijk weer terug naar voornamelijk verouderde militaire concepten. Ook was er daarnaast onder de verschillende Nederlandse militaire eenheden een groot verschil in opvatting, wijze van optreden en ondersteuning, wat samenwerking bemoeilijkte. Bij grotere militairen acties lieten Nederlandse militairen dan ook meer chaos achter dan herstel. Het vaak ongeordende Nederlandse optreden wekte zeker niet de indruk dat de Indonesische bevolking beter af zou zijn bij de Nederlanders onder het koloniale gezag dan bij de Indonesische Republiek, terwijl dat voor het Nederlandse optreden in de pacificatie wel centraal had gestaan. De vele problemen leidden ertoe dat veel Nederlandse militairen zich verder in het defensief voelden geduwd en men nog maar weinig zin had om tot actie over te gaan. Dit maakte dat het tactische niveau de achilleshiel bleek in de pacificatie fase. De strijd in Indië was nu niet alleen politiek maar ook militair een verloren zaak geworden."
In 2020 schreef dhr. W. Bedenk zijn masterscriptie (Universiteit van Amsterdam) te downloaden onderaan via volgende weblink, getiteld Uit Westerlings schaduw: de pacificatiefase in de praktijk, een beeld van de Nederlandse koloniale oorlogsvoering in 1949.