infanterie.jpg

Begin 19e eeuw was er serieuze behoefte binnen de nieuwe Nederlandse krijgsmacht aan professioneel opgeleide officieren. Tegelijkertijd werd de vraag gesteld of deze officieren ook een vorm van opvoeding, oftewel karaktervorming, nodig hadden. Kon dit allemaal verwezenlijkt worden bij de KMA? En hoe bereikte men deze doelstellingen gedurende de 19e eeuw? Over dit onderwerp schreef dhr. Aalders de studie Tussen kazerne en universiteit.

In zijn inleiding schrijft Aalders: "De geschiedenis van het Nederland van de zestiende tot en met de achttiende eeuw laat een afwijkend beeld zien in vergelijking tot de andere Europese naties zoals Spanje, Frankrijk, Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rusland. Hier geen ontwikkeling naar een vorstelijk absolutisme dat de adel en de krijgsmacht volkomen aan het vorstelijk gezag ondergeschikt maakte. Hier geen gecentraliseerde (eenheids-)staat. Ook de invloed van de adel was hier relatief gering. In de Republiek der Verenigde Nederlanden was weinig hoge adel en de adel was politiek van geringe betekenis, vooral in de westelijke (zee-)provincies van de Republiek. Hier gaven de rijk geworden kooplieden, o.a. het Amsterdamse koopmanspatriciaat de politieke toon aan. In de zeventiende en vooral achttiende eeuw ontwikkelde zich uit de stedelijke bovenlaag het regentendom met een sterk burgerlijk karakter. Slechts in de oostelijke landprovincies, met name Gelderland en Overijssel, had de adel enige politieke betekenis, vooral op het platteland. [...]"

Verderop in de inleiding vervolgt hij: "De vraag waar alles om draait, is of in een officiersopleiding de nadruk moet liggen op "karaktervorming" of veeleer op het aankweken van intellectuele vaardigheden. Over de meest gewenste vorm van officiersopleiding bestond en bestaat zowel in Nederland als daarbuiten geen eenstemmigheid. Deze onbesliste strijd komt tot uiting in de titel van deze studie: Tussen Kazerne en Universiteit. "Kazerne" staat voor de opvatting van diegenen, die het accent legden op een officiersopleiding waarbij "karaktervorming", het aankweken van een militaire attitude en praktisch militair handelen in de dagelijkse, vaak routinematige, situatie voorop stond. Met "Universiteit" wordt bedoeld de opvatting van hen die bij de aanstaande officier vooral een wetenschappelijke houding, kennis en vaardigheden wilden aankweken. Die officier zou niet alleen de technische en/of wetenschappelijke problemen die zich in de complexer wordende militaire organisatie voordeden, moeten onderkennen en oplossen, maar moest ook situaties die zich bij de oorlogvoering in de tweede helft van de negentiende eeuw konden voordoen, kunnen analyseren. Met andere woorden: ligt het primaat in de officiersopleiding bij de opvoeding, de karaktervorming, die vooral karaktereigenschappen, nodig voor het uitoefenen van het beroep, moet aankweken, of moet het aankweken van intellectuele vaardigheden de meeste aandacht krijgen? In de praktijk zullen bij alle officiersopleidingen beide elementen aanwezig zijn. Echter in welke verhouding zij tot elkaar moeten staan, is ook thans nog steeds een onderwerp van discussie. Dat die discussie sinds het ontstaan van professionele officiersopleidingen nog altijd niet is verstomd, hangt samen met de moeilijkheid een definitieve en min of meer volledige omschrijving te geven van de eigenschappen die iedere beroepsofficier zou moeten bezitten om aan de eisen die hem, thans ook haar, worden gesteld, te beantwoorden."

In 1997 schreef dhr. M. Aalders zijn proefschrift (Katholieke Radboud Universiteit Nijmegen), getiteld Tussen kazerne en universiteit: de discussie over opvoeding en onderwijs aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda in de negentiende eeuw.