De Eerste Wereldoorlog had laten zien dat met de ontwikkeling van het nieuwe wapen van het vliegtuig, het ook mogelijk werd om burgerdoelen te bombarderen. Op zich was dat al duidelijk geworden door de inzet aan de Duitse zijde gedurende deze oorlog van Zeppelin luchtschepen.
Britse Handley Page bommenwerper uit de Eerste Wereldoorlog
In Nederland ontstond in de jaren tussen beide wereldoorlogen een grote discussie tussen allerlei partijen en maatschappelijke organisaties over dit nieuwe en vreselijke fenomeen van het luchtbombardement. Moest het geaccepteerd worden als een nieuwe militaire mogelijkheid, hoe moest het Nederlandse leger zich ervoor uitrusten of zich er op voorbereiden? Eén ding was duidelijk, Nederland was al per ongeluk gebombardeerd gedurende de Eerste Wereldoorlog, toen in 1917 een Britse bommenwerper uit koers raakte en boven de stad Zierikzee zijn lading bommen afwierp. In de jaren na die oorlog, het Interbellum, ging het debat in Nederland voort, en werd deze onder andere in de pers voor een deel gedomineerd door de pacifistische bewegingen. De discussie werd gevoed door nieuwe voorbeelden van bombardementen in de Italiaans-Abessijnse oorlog van 1935-1936 (ook wel bekend als de Tweede Italiaans-Ethiopische oorlog) en ook die van de Spaanse Burgeroorlog van 1936-1939.
Over dit debat en de vrees voor het luchtbombardement zoals weergegeven in de Nederlandse pers destijds heeft de historicus dhr. W.F.J. Linmans (MA) een interessant artikel gepubliceerd in het tijdschrift Militaire Spectator in 2015:
'Grootbedrijf van menschenslachting': Nederlandse dagbladen over de luchtoorlog, 1914-1940.